Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet balansverkorting geldelijke steun volkshuisvesting

 

Artikel 6
1
Onze Minister verleent aan de toegelaten instelling of gemeente aan welke een of meer leningen zijn verstrekt op grond van artikel 60, derde lid, onderdeel a, of artikel 67 voor de toepassing van artikel 61 van de Woningwet 1962 of op grond van artikel 56 van de Woningwet 1901 een rentebijdrage op een aanvraag ingediend binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de beschikking tot vaststelling, bedoeld in de artikelen 2 en 3, eerste lid.
2
De rentebijdrage is gelijk aan:
a
de som van de per jaar berekende contante waarden op 1 november 1993 van de rente die over het tijdvak vanaf de vervroegde aflossing of de inwerkingtreding van een ingevolge de artikelen 2 en 3, eerste lid, gegeven beschikking tot de datum van de eerste renteherziening van de in het eerste lid bedoelde leningen verschuldigd is of zou zijn, indien op de kapitaalmarkt of bij een gemeente ter vervanging van die leningen een of meer leningen zijn of zouden zijn gesloten met een gelijke hoofdsom en met gelijke aflossingsvoorwaarden, verminderd met
b
de som van de per jaar berekende contante waarden op 1 november 1993 van de rente die over de in het eerste lid bedoelde leningen verschuldigd zou zijn, over het in onderdeel a bedoelde tijdvak indien die leningen niet vervroegd zouden zijn afgelost of die leningen niet opeisbaar zouden zijn geworden, en vermeerderd met de contante waarde op 1 november 1993 van de kosten die de toegelaten instelling aan het Waarborgfonds sociale woningbouw of aan een gemeente verschuldigd is voor borgstelling terzake van de in onderdeel a bedoelde vervangende leningen tot ten hoogste 0,75 procent van de hoofdsom van die leningen, mits deze leningen zijn gesloten binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de beschikking tot vaststelling bedoeld in artikel 3, eerste lid.
3
Indien een gemeente of toegelaten instelling geen vervangende lening heeft gesloten als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, is het rentepercentage het op de datum van de vervroegde aflossing geldende gemiddelde effectief rendement van staatsobligaties met een resterende looptijd van vijf tot acht jaar, zoals dit door het Centraal Bureau voor de Statistiek op die datum wordt bekend gemaakt, dan wel het dagrendement zoals laatstelijk voor die datum bekendgemaakt, verhoogd met het door Onze Minister vastgestelde gemiddelde verschil tussen genoemd rendement en het rendement van leningen zoals aangeboden aan gemeenten en andere openbare lichamen, met een looptijd van 10 jaren, een vast rentepercentage en aflossing ineens, een en ander naar boven op 0,125 procent afgerond.
4
Het eerste lid is niet van toepassing op leningen die voor 1 november 1993 zijn afgelost of voor die datum door de gemeente bij Onze Minister voor vervroegde aflossing zijn aangemeld.
5
Een beschikking krachtens het eerste lid wordt gegeven binnen een jaar na ontvangst van de aanvraag.
6
Over schulden, voortvloeiend uit beschikkingen gegeven krachtens het eerste lid, is een rente verschuldigd van 6,75 procent, te rekenen vanaf 1 november 1993.
7
Geen rente is verschuldigd met ingang van de dag waarop Onze Minister de gemeente of toegelaten instelling uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •